DAAR STAPTE BARVOETS. Daar stapte barvoets over het land Een moeder met een kind aan een hand, In de andere brood en de melkkan vol. De haagroos bloeide en het landschap zwol Van waaiende weelde, van koorn en kruid. De leeuwerik zwierde en sloeg er uit Een jubeltriller voor elken halm, Een aardehymne met hemelgalm. En ook was jubel in iedere schreê Die de vrouw naar het open hutje deê; Veel jubel en klank bij de kleinen om heur, Het jongste aan de hand en de oudre' aan de deur. Geev' God natuur, almoeder en min, Steeds zegen naar zorg voor 't zwaar gezin Dat telken oogst haar komst verbeidt, En de wereld zal deugen uit dankbaarheid. 36 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.